Een verhaal van de Enten
Ik voel al enkele dagen verschillende bosjes in de buurt trekken wanneer ik naar huis rijd met een wagen met boodschappen om mijn nageslacht van avondeten te voorzien. Ik zie Berkenschors en kreupelhout.
Als ik op het kruispunt kom met uitzicht over mijn oude huurweide, voel ik de lokkende uitnodiging. “Kom dan… het is al zo lang geleden dat je hier was.” Na enig aarzelen – want het idee van een maaltijd op een gangbaar tijdstip klinkt toch ook aanlokkelijk – rij ik toch rechtdoor de veldweg in, laat de auto achter en loop waar ze me leiden. De tocht gaat het talud op, een heerlijk plaatsje waar in deze tijd van het jaar de zomer altijd feest viert. Rijkelijk getooide fruitbomen, druivengaarden, ontplofte bermen en dit jaar een zee van Zonnebloemen. En dit alles op slechts meters van de openbare weg en toch is het een andere wereld.
Buizerd komt zich dichtbij tonen en gaat wat verderop cirkelen. Ik volg en vind donspluimpjes van hem. Ik loop verder langs de rand van een bosje waar ik weet dat er geen mensenweg loopt maar wel een hertenpaadje. Ik klim omhoog en laat me verder leiden tussen hoge varens en bramen. In een mum van tijd ben ik elke oriëntatie kwijt. Dwalend tussen de bomen en het kreupelhout op een lapje grond van amper een zakdoek groot, voel ik haar voor ik haar zie. Eigenlijk wil ik er eerst met een halve groet gewoon aan voorbij lopen, maar ik keer al rap op mijn passen terug.
Ze is een majestueuze Drie Zustersboom, Nornenboom. Altaarboom. Vrouwe Kastanje.
Zo’n boom loop je niet zomaar voorbij en ik laat mijn pluimpjes bij haar achter met de nodige eerbetuigingen.
Ik zag haar nooit eerder en ik bedank haar voor de ontmoeting en beloof een wederzien, ‘cause now I know…
Vanaf dat moment voel ik een andere boom trekken die ik wel goed ken.
De Altaarberk met de vele armen. Alleen heb ik volgens mij die Berk nog nooit in volle zomer bezocht en de heuphoge varens en bramen toveren de omgeving helemaal om.
Toch word ik gelokt, onder de lage takkenarmen van een andere prachtige kastanje, langs een schitterend boomstronkkabouteraltaar dat ik zomaar een kabouter beloof.
Ik zoek de Gevallene, maar vind hem niet. De Vossenburcht, die zie ik wel, met heerlijke verse aarde, dus Vos die stelt het goed.
Een Vrouwe Lijsterbes vangt mijn blik, trekt me naar zich toe. Ik ga onder haar takken staan, kijk van tussen haar bessen, zie Berkenschors, haast me ernaartoe maar dat is de gezochte Berk niet. Dan draai ik me om, en zie haar staan, de Berk met de vele armen, verscholen achter de Lijsterbes. Ik zie plots ook de Gevallene in zijn varenkleed.
Ik haast me naar Berk en voel nood. Een kloppend geluid klinkt uit één van de stammen, schimmel siert de schors. Ik leg mijn handen op de stam en bid. Wat kan ik doen?
Ik maak de altaarplek tussen de stammen leeg en bedek ze met Varen, daar mag nog iets op, iets moois, iets krachtigs. “Bot misschien?”, oppert Berk.
“Ik wil je gerust een schedel of zo brengen”, antwoord ik, “maar bot heb ik hier nu zo dadelijk niet, tenzij ik iets moet vinden?” En daarop stap ik een tiental meters bij Berk vandaan en kijk naar de grond… oude botten en botfragmentjes liggen aan mijn voeten. Ik breng ze samen met wat Mos naar Berk en stal ze uit. Een handvol kleine botjes dienen bij mij te blijven, orakelen willen zij.
De anderen sieren en schilden Berk en verbinden Berk met mij.
Zovéél liefde van en voor deze magische boom.
Ietwat verbouwereerd vervolg ik de tocht, met een broekzak vol orakelbotjes.
Op het laatste stukje van de terugweg, kom ik opnieuw langs de Zonnebloemen… devotie op haar mooist… Door de zoom van hun veld te volgen, ligt er plots op de akker een volgend cadeautje zomaar voor mijn voeten… Bunzings kaakjes springen in mijn handen, wat zijn ze mooi!
Terug bij de auto krijg ik de klok in de gaten en vraag ik me af of mijn kinderen ondertussen elkander niet hebben opgegeten en bereid ik mijn verklaring voor…. “Ik had boodschappen gedaan en ging toen een klein stukje wandelen, maar dat is mislukt.”
Ik voelde het eerder al en natuurlijk werk ik al langer met de bomen, maar na dit, kan ik er niet meer omheen… Er komt een Weg van de Enten.
Heel even opperde hoofd: ”Jamaar, zitten er geen bomen in Weg van de Helpers dan?”
Maar één erg verontwaardigde houterige blik veegde gelijk dat argument van tafel.
De Boom als Bondgenoot, als Spirithelper is “slechts” een stukje van hoe ik de Boom zie als Ent.
In de Weg van de Enten zullen we verbinden met heel specifieke fysieke bomen en intunen op hun specifieke magie zodat je vanuit die ervaring de Enten weer of nog méér kan zien in jouw eigen habitat.
Terwijl ik het typ, zie ik ze staan.
De Eik van Assent, de Eik in Webbekom, de Beuk aan de Basiliek, de Aanmeldwilg, de Beuk in het Seidrbosje, de DrieZustersboom, de Altaarberk, Koning Hulst, De oude Taxussen,…
Nu alleen nog even uitdokteren wanneer….
En ondertussen immens dankbaar voor het avontuur.
Bijhorende foto's in de banner.